Stichting Korpora zoekt 2 bestuursleden (penningmeester en deskundige erfgoed)
Korpora, Erfgoed Publieke Veiligheid in Apeldoorn is een stichting die op initiatief van het ministerie van…
In de vroege morgen van 1 februari 1953 veroorzaakten zware storm en een extreme springvloed meer dan 400 dijkdoorbraken langs de zuidwestkust van Nederland. Vooral Zeeland, de Zuid-Hollandse eilanden en het westen van Brabant werden getroffen. Dit waren echte rijkspolitiegebieden: weinig steden met gemeentepolitie.
De plaatselijke rijkspolitiemannen kenden hun omgeving goed. Zij waren de hulpverleners van het eerste uur, ondanks onvoldoende voer- en vaartuigen, noodverlichting en rubberlaarzen. De noodtoestand werd afgekondigd en een leger van hulpverleners spoedde zich naar de rampgebieden: politie, krijgsmachtonderdelen, brandweer, artsen, Rode Kruiscolonnes en vele anderen. Rijkspolitiedetachementen uit het hele land waren maandenlang betrokken bij de hulpverlening, verkeersregeling, het evacueren van 100.000 burgers uit de rampgebieden, het bergen en identificeren van de meer dan 1800 doden, het ruimen van dierkadavers, het opzetten en onderhouden van radioverbindingen en het verrichtten van bewakingswerkzaamheden om het plunderen van panden en aangespoelde goederen te voorkomen.
Organisatie
Nederland telde begin 1953 1014 gemeenten. Maar 127 stedelijke gemeenten hadden een eigen gemeentepolitiekorps. In de overige gemeenten was de politiezorg in handen van het Korps Rijkspolitie. Dat waren 884 gemeenten, de Noordoostpolder en de drostambten Elten en Tudderen.
Het Korps Rijkspolitie was aangewezen als eerste bijstandskorps voor gemeentepolitiekorpsen bij grootschalige ordeverstoringen en bovenlokale ongevallen en rampen. In de sobere opbouwjaren na de oorlog kampte het korps echter met een structureel personeelstekort en gebrek aan materieel.
Het landelijke Korps Rijkspolitie was (in 1953) onderverdeeld in 5 gewesten, 23 districten, 23 verkeersgroepen, 6 bereden groepen, 18 parketgroepen en 333 landgroepen. De landgroepen vervulden de basispolitiezorg. De mannen in de landgroepen waren echte generalisten. Een landgroep was onderverdeeld in meerdere posten, vaak eenmansposten.
De parketgroepen verzorgden het transport van arrestanten en de parketdienst bij de rechtbanken.
De recherche was bij de Rijkspolitie (RP) veel kleinschaliger dan bij de gemeentepolitiekorpsen (Gempo). Een RP-landgroep beschikte doorgaans over één groepsrechercheur. Bij de RP-districtsbureaus waren twee tot vier districtsrechercheurs ingedeeld. Het gewestbureau bood onderdak aan de gewestdeskundige, die belast was met het technische opsporings- en herkenningswerk.
De Rijkspolitie te Water bestond uit de districten Noord en Zuid, onderverdeeld in vijf afdelingen en 23 groepen.
Het Korps Rijkspolitie bestond begin 1953 uit 6314 politieambtenaren (Uit de ranglijsten Politie-Almanak 1953: 61 officieren en aspirant-officieren en 6253 aspiranten t/m adjudanten). De 127 gemeentepolitiekorpsen telden ruim 13.000 politiemensen.
Tijdens de Duitse bezetting werden enkele bovenlokale voorzieningen ten dienste van de politie opgericht: de Intendance, (het beproevings- en inkoopbureau voor wapens, uniformen en uitrusting, na 1945 omgedoopt in Intendance der Rijkspolitie (IRP) ) en de Technische Verbindingsdienst, in 1950 omgedoopt in Politieverbindingsdienst (PVD). Deze dienst bouwde het Landelijk Berichten- en Alarmeringssysteem (LABAS) op dat bestond uit telefoon- en telexposten, vanaf 1945 aangevuld met draadloze radioverbindingen, de mobilofoonposten. Vanaf 1951 waren er 16 interlokale vaste posten, ook aangeduid als “radiopost”. De Politie Technische Dienst was verantwoordelijk voor de aanschaf en het onderhoud van het wagenpark van het korps. De dienst was gevestigd in Delft en beschikte over meerdere rayonwerkplaatsen in het land.
Reserve-Rijkspolitie
Volgens het Jaarverslag 1953 van de Reserve-Rijkspolitie bestond dit in 1948 opgerichte vrijwilligerskorps begin 1953 uit 4423 reservisten. Vanwege de watersnoodramp werden in totaal 1034 reservisten in werkelijke dienst geroepen. 217 reservisten woonden en verrichten politiedienst in de rampgebieden. De overige reservisten werden opgeroepen om in hun eigen woonplaats en bewakingsgebied in te vallen, aangezien beroepspersoneel van de land- en verkeersgroepen, en zelfs van enkele parketgroepen, naar de rampgebieden was gedirigeerd en het achterblijvend personeel op de groepen daardoor extra mensen nodig had om de reguliere politiediensten te kunnen vervullen. Een reservist kwam in de uitoefening van zijn dienst om het leven. Het jaarverslag geeft echter geen persoonsgegevens, plaats en nadere details daarover.
Het Korps Rijkspolitie maakte bij de Watersnoodramp van 1953 de grootste hulpverlenings- en bijstandsoperatie uit haar korpsgeschiedenis (1945-1994) mee.
Reageer
Heb je meer informatie of een opmerking over dit onderwerp? Reageer dan op deze blog! Je reactie verschijnt direct onder de blog en is voor iedereen zichtbaar. Korpora heeft het recht reacties te verwijderen, in te korten of anderszins aan te passen. Voorts zijn de algemene voorwaarden van toepassing.