Van vlaggetje tot witte stok

De invoering van een herkenningsteken voor blinden in het verkeer in Nederland, 1924-1928

Een voetgangster die oversteekt met een blinden- of slechtziende vlaggetje omhoog gehouden op het kruispunt Stadhouderskade-Ferdinand Bolstraat. Rechts een verkeersagent van de Gemeentepolitie Amsterdam die het verkeer regelt door middel van armaanwijzingen, 19 maart 1928.
Korpora. Erfgoed Publieke Veiligheid, 18069.021B

De blindenstok is inmiddels een vertrouwd fenomeen, al zullen er ongetwijfeld blinden en slechtzienden zijn die in het verkeer nog altijd te maken hebben met onveilige situaties. Nadat de blindenstok in 1921 was ‘uitgevonden’ werd deze in 1928 door de Nederlandsche Blindenbond ingevoerd. Pas vanaf 1931 werd  de blindenstok ook op grotere schaal gebruikt. Nederland was er dus relatief vroeg bij.

De blindenstok was echter niet het eerste hulpmiddel in Nederland voor blinden en slechtzienden om ‘veilig’ mee te kunnen oversteken. In 1924 schreef het bestuur van de Rotterdamsche Blindenbond het volgende:

‘Het straatverkeer hier in Rotterdam neemt van dag tot dag toe en waar dit op drukke kruispunten voor zienden al moeilijkheden oplevert, doet het dit voor de zich moeilijker bewegende blinden des te meer.’

Daarom bracht genoemd bestuur dit onderwerp onder de aandacht van de commissaris en waarnemend hoofdcommissaris van politie aldaar, Dirk Adrianus Caspers (1881-1931). Caspers was gaarne bereid aan dit probleem aandacht te besteden en adviseerde op een ledenvergadering van de Rotterdamsche Blindenbond om een herkenningsteken in te voeren, bijvoorbeeld een stokje voorzien van een rood plaatje.

Dirk Adrianus Caspers (1881-1931), commissaris en waarnemend hoofdcommissaris van de Rotterdamse politie, 1920-1930.
Stadsarchief Rotterdam

Zou de Blindenbond tot de invoering hiervan overgaan, dan zou Caspers ervoor zorgen dat als een blinde met een omhooggestoken stokje overstak de verkeersagent direct het verkeer stopzette. Na overleg tussen de Blindenbond en de Rotterdamse politie werd uiteindelijk besloten om in plaats van een stokje met een rood plaatje een stokje met een vlaggetje in de kleuren groen-wit-groen, de kleuren in het wapen van de gemeente Rotterdam, in te voeren.

Blinden- of slechtziende vlaggetje voor op straat om mee over te steken, vermoedelijk Amsterdam, circa 1924-1928.
Korpora. Erfgoed Publieke Veiligheid, 4464

De Rotterdamse commissaris en waarnemend hoofdcommissaris Caspers van de politie te Rotterdam moet dus beschouwd worden als de geestelijk vader van een herkenningsteken voor blinden in het verkeer in Nederland.

Bovendien werd nog een proef genomen waar een hond als geleider van een blinde optrad, waarbij de hond was voorzien van een groen kleed met een witte rand! Maar dat valt verder buiten dit bestek.

In de collectie van Korpora. Erfgoed Publieke Veiligheid bevindt zich een overgeleverd exemplaar van een dergelijk vlaggetje afkomstig uit de collectie van het voormalig Politiemuseum in Amsterdam. In laatstgenoemde stad werd het groen-wit-groene vlaggetje (er wordt daar ook melding gemaakt van een groen vlaggetje) nog datzelfde jaar geïntroduceerd door Blindenvereeniging “Caecitas”. Utrecht en Den Haag volgden onder meer in 1925 (met groen-wit-groene exemplaren).

Nadat te Amsterdam in 1928 een zeer slechtziende man bijna door een auto werd overreden hoewel hij met een vlaggetje had gezwaaid, ontstond een discussie over de bekendheid van het ingevoerde hulpmiddel. Het Algemeen Handelsblad stelde een onderzoek in en kwam tot de conclusie dat de Blindenvereeniging “Caecitas” er onvoldoende bekendheid aan had gegeven want de meeste automobilisten en fietsers waren niet van het bestaan van het vlaggetje op de hoogte, zo bleek. Op dat moment waren onlangs door de Nederlandsche Blindenbond witte wandelstokken ingevoerd waarmee bijna blinden die wilden oversteken, moesten zwaaien. Maar hier gold hetzelfde, de automobilisten wisten van het bestaan niet af en de fietsers evenmin.

Naar aanleiding van de berichtgeving van het Algemeen Handelsblad kwam de Blindenvereeniging “Caecitas” met een reactie. Volgens de vereniging werden de vlaggetjes in tal van gemeentes gebruikt, ze waren ‘intercommunaal’. Maar het probleem zat hem in kleine afwijkingen tussen de vlaggetjes, er was praktisch geen eenheid. Omdat de witte stokken f 1,25 per stuk kosten, wat toen ‘voor velen een schat’ was, werd gepleit voor handhaving van de veel goedkopere vlaggetjes, maar er moest eenheid komen. ‘De groene vlaggetjes hebben de oudste rechten en zijn ingevoerd in overleg met de verkeerspolitie’, luidde het bovendien.

Hoofdinspecteur Claas Bakker (1877-1949) (r) in gesprek met commissaris van politie C. van Asperen, 1920-1931.
Korpora. Erfgoed Publieke Veiligheid, 18007.270

Claas Bakker (1877-1949), toenmaals hoofdinspecteur van politie te Amsterdam en chef van het verkeerswezen aldaar, wees er bovendien op dat ook de slechthorenden vlaggetjes hadden. Iedere weggebruiker die een vlaggetje zag wist dus meteen dat er een invalide, iemand die slecht ziet of hoort, de weg wilde oversteken, aldus Bakker. Het zwaaien met de witte stok werd ook als gevaarlijk beschouwd omdat iemand er bijvoorbeeld een klap mee kon krijgen. Omdat de stokken dus duur waren en als gevaarlijk werden beschouwd, werd voorgesteld bij de vlaggetjes te blijven. ‘Zij kosten niets’, werd eraan toegevoegd.

Affiche van het Verbond van Vereenigingen voor Veilig Verkeer. Dit is het eerste affiche van het verbond, opgericht in 1932, uit het jaar 1934.
Korpora. Erfgoed Publieke Veiligheid, 17412

Maar zoals bekend heeft de witte en later de rood-witte stok het uiteindelijk van het vlaggetje gewonnen.

Zie over de geschiedenis van de blindenstok: https://isgeschiedenis.nl/nieuws/de-geschiedenis-van-de-blindenstok