Luchthavenbrandweer Schiphol in de jaren ’80

In de eerste helft van de jaren ’80 besloot de N.V. Luchthaven Schiphol om in een boekwerkje aandacht te besteden aan de eigen bedrijfsbrandweer. Dit gaat terug tot 1948 toen het Korps Orde en Veiligheid in het leven werd geroepen. Pas in 1975 werden de brandweertaken ondergebracht in een aparte organisatorische eenheid: het korps Luchthavenbrandweer Schiphol.

Het boekje telt slechts 16 pagina’s, is uitgegeven door N.V. Luchthaven Schiphol en geschreven door het Bureau Perszaken en Voorlichting. De eerste pagina’s schetsen de geschiedenis van Schiphol die begint omstreeks het einde van de Eerste Wereldoorlog. De toestellen die er landden waren dan ook militaire toestellen. Op 17 mei 1920 startte de KLM met haar eerste geregelde dienst op Londen. Zes jaar later nam de gemeente Amsterdam het beheer van het vliegveld over waarna de technische uitrusting snel verbeterde. Zo werd Schiphol de tweede luchthaven in Europa met verharde banen. In de Tweede Wereldoorlog kreeg Schiphol het zwaar te verduren, na een periode van herbouw landde op 28 juli 1945 voor het eerst weer een vliegtuig. Nadat de luchthaven werd overgedragen aan een Naamloze Vennootschap (N.V.) met als aandeelhouders het Rijk en de gemeenten Amsterdam en Rotterdam gingen de ontwikkelingen snel. Zo kwamen er speciale kazernes voor de luchthavenpolitie en luchthavenbrandweer.

In 1948 werd het Korps Orde en Veiligheid in het leven geroepen. Dit korps had aanvankelijk zowel politie- als brandweertaken. Vanwege de groei van de luchthaven werden deze twee taken steeds lastiger te combineren. In 1976, bij de opening van het nieuwe Schiphol, volgde dan ook de eerste stap naar autonomie. De brandweer- en politietaken werden gescheiden en ondergebracht in verschillende secties, maar nog wel binnen één korps. In 1975 kregen de politie en brandweer ieder hun eigen bevoegdheid en ontstond er een separaat korps luchthavenbrandweer, dat voldeed aan de eisen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) op het gebied van brandweertaken. Dit betekent onder meer dat er een bepaalde capaciteit aan blusvoertuigen inzetbaar is en dat binnen drie minuten na alarmering met blussen moet worden begonnen.

De luchthavenbrandweer beschikte aanvankelijk over één uitrukpost, de hoofdwacht aan de Brandmeesterstraat. De posten Rijk en Sloten zijn er begin jaren ’80 bij gekomen om aan de door de ICAO gestelde aanrijdtijden te kunnen voldoen. De alarmregeling kent meerdere vormen van paraatheid. Zo is er paraat voor uitrukken, bijvoorbeeld als een vliegtuig met een (mogelijke) storing arriveert, paraat aan de baan waarbij twee groepen paraat staan bij de betreffende landingsbaan (ca. 150 keer per jaar) en groot alarm bij een daadwerkelijk vliegtuigongeval op of in de omgeving van Schiphol. Bij groot alarm rukken vanuit de drie posten alle twintig voertuigen uit, zij kunnen dan ongehinderd over de start- en landingsbanen rijden omdat in die situatie al het vliegverkeer wordt stilgelegd.

Bij de luchthavenbrandweer werken medio jaren ’80  zo’n 140 personen waarvan 126 in de uitrukdienst (110 Brandwachten en Hoofdbrandwachten, 12 Bevelvoerders en 4 Officieren van Dienst (OVD). Alle leden van het korps rouleren zodanig in continudienst dat er iedere dag minimaal 34 mensen inzetbaar zijn. In iedere kazerne zijn dan ook slaapruimtes, een kantine, etc. te vinden. ‘In corveedienst maken de dienstdoende korpsleden zelf hun onderkomen schoon’. Het boekwerkje eindigt met een aanmoediging om te solliciteren naar een baan bij de luchthavenbrandweer: ‘Het omvangrijke takenpakket van de luchthavenbrandweer en de omgeving waarin de brandweerman dagelijks werkt, maken het een interessante baan met verantwoordelijkheid voor het materiaal, maar vooral voor de mensen op de luchthaven’. Deze aanmoediging lijkt dus vooral gericht op mannen, in het boekje zijn op de foto’s dan ook uitsluitend mannen te zien.