Zomertenues bij de Gemeentepolitie Den Haag, 1923-1943

Vanaf de jaren twintig van de 20e eeuw gingen diverse politiekorpsen in Nederland over op zomerkleding. Het kledingmateriaal voor politie-uniformen dat aanvankelijk bij de gemeentepolitiekorpsen werd ingevoerd betrof een grijsgroene uniformstof die ook door het Koninklijk Nederlands- Indisch Leger (KNIL) in de periode 1911 tot en met 1937 werd gebruikt. Deze blog gaat in op de verschillende gebruikte typen politiehoofddeksels en uniformen van de Gemeentepolitie Den Haag die van 1923 tot maart 1943 bij warm weer mochten worden gedragen.

Vanaf juli 1914 gaat de Gemeentepolitie Den Haag over op een attractief politie-uniform. Het nieuwe uniform, gebaseerd op dat van de Engelse politie, werd in september 1914 officieel door een aantal agenten op het hoofdbureau van politie, gevestigd aan het Alexanderplein, aan de korpsleiding gepresenteerd. De oude sluitjas voorzien van twee rijen knopen met bijbehorende pet (model conducteurspet of dopje) kwam hiermee te vervallen. Hiervoor in de plaats werd een uniformjas met enkele rij knopen (servicedress-model) en een ‘Londensche’ helm ingevoerd (ook wel bekend als de Britse ‘bobby’ of custodianhelmet), beide in een donkerblauwe lakense stof. De in 1914 opgerichte bereden brigade van de Gemeente Politie Den Haag kreeg naast een attila, eveneens een Londense helm verstrekt.

Het in juli 1914 ingevoerde 'Engelse model' uniform bij de Gemeentepolitie Den Haag. De agent is voorzien van de uniformjas met enkele rij knopen en Londense helm. Frima collectie inv.nr. B100-007

Bij verschillende politiekorpsen in het land werd op hete zomerse dagen vaak door politiepersoneel geklaagd over de te warm aanvoelende donkere lakense uniformen. Dit geklaag sorteerde bij de politieleiding enig effect, waardoor een aantal gemeentepolitiekorpsen in een zomertenue werden gestoken. Zo kreeg Den Haag als eerste in 1923 een grijsgroen zomertenue, gevolgd door onder andere De Bilt, en Utrecht in 1925. Daarnaast werden in 1928 conform het Rijkskledingbesluit de Gemeente- en Rijksveldwachters in een katoenen zomeruniform gestoken. De agenten van de Haagse verkeersbrigade, behalve de motorrijders, ontvingen als eerste het nieuwe zomeruniform op proef. Het zomeruniform voelde luchtig aan, liet lichaamswarmte door, nam gemakkelijk lichaamsvocht op en droogde snel. Daarnaast gaf de zomerkleding de agenten een sportieve uitstraling. De proefneming met de uniformen bij de verkeersbrigade bleek overigens een groot succes, waardoor de hoofdcommissaris besloot om het hele politiekorps in 1923 te voorzien van een dergelijk zomertenue. De verstrekking van de kleding gebeurde geleidelijk. Eerst ontvingen de agenten die dienst deden op het strand een zomertenue, daarna de overige afdelingen. De inspecteurs en de bereden brigade kregen een jaar later deze kleding uitgereikt. De schoenen en met donkerblauw laken overtrokken Londense helmen werden voorlopig nog niet vervangen en mochten bij het zomeruniform worden gedragen.

Zoals eerder gezegd was de grijsgroene uniformstof al vanaf 1911 bij het Indische leger in gebruik. De stof bestond uit beurtelings groen en rood geverfde bruine en grijze katoenen kettingdraden en ongeverfde linnen inslagdraden, die samen voor een sterk weefsel zorgde. De garens kwamen uit het buitenland en de verfstoffen uit Duitsland. Het wassen moest zorgvuldig gebeuren, het liefst met Sunlightzeep. Door verschillende fabrieken in Nederland en vanaf 1920 in Nederlands-Indië bij de weverij van de strafgevangenis te Cheribon op Java werd deze grijsgroene stof in verschillende kleurschakeringen vervaardigd. De Haagse grijsgroene politiekleding, bestaande uit jassen en broeken, werd bij de Rotterdamse firma Kattenburg besteld. De aanschaf en vervaardiging van de zomeruniformen bracht voor de gemeente Den Haag geen extra kosten met zich mee.

Het zomertenue van de Gemeentepolitie Den Haag in grijsgroene (KNIL) stof vervaardigd. Inv.nrs. K00540, K02043

In juli 1924 werd bij het Haagse politiekorps een bij het uniform passende helm van gevlochten stro ingevoerd die lichter en luchtiger was dan de donkerblauwe Londense winterhelm. De helm had aanvankelijk een grijsgroene kleur met donkergroene stippen en werd hierdoor al heel snel ‘het kievitsei’ genoemd. Een negatieve benaming, waardoor de helm alweer vrij snel met olieverf in dezelfde kleur als het uniform werd overgeverfd. Ondanks de aanpassing bleven de meeste agenten zeer ontstemd over de vorm en kleur van de nieuwe helm die van boven te klein en te smal was uitgevoerd. Het was volgens het Haagse politiepersoneel ‘een slechte immitatie van de keurigen blauwen helm’.

De in 1924 ingevoerde strohelm van de Gemeentepolitie Den Haag. Inv.nr. K00539 en Delpher.

Aan het grijsgroene zomeruniform kleefden, ondanks de sportieve uitstraling, de nodige nadelen. Binnen korte tijd zag het grijsgroene uniform door lichaamsvocht en vuil er niet meer toonbaar uit en zat het bovendien slecht. In vergelijking met het nette, donkerblauwe uniform vormde het zomeruniform een schril contrast. Daarnaast werd de vraag gesteld of het grijsgroene zomertenue wel zo hard nodig was en of de agent niet gewoon op de enkele hete dagen in het jaar in het donkerblauwe lakense uniform zijn dienst kon vervullen. Het grijsgroene zomertenue werd daarbij gezien als ‘een min of meer overdreven luxe’.

Haagse dienders in zomer- en wintertenue. Inv.nr. 45004069

Voorts verbrak het nieuwe zomertenue de uniformiteit. Er was namelijk geen voorschrift uitgegeven waarin stond op welke dagen welk uniform of combinatie daarvan door het politiepersoneel moest worden gedragen. Zo kwam het voor dat agenten in het grijsgroene uniform waren gekleed voorzien van de donkerblauwe Londense helm, anderen helemaal in het donkerblauw, weer anderen in het donkerblauw met de strohelm en agenten die van top tot teen in het grijsgroen met strohelm liepen. Daarnaast besloot een groot deel van het politiepersoneel eigenmachtig het grijsgroene uniform niet langer te dragen vanwege de ‘lelijke’ strohelm, en gaf er de voorkeur aan om in het warme donkerblauwe uniform te blijven lopen. De ontstane commotie rondom het zomertenue leidde ertoe dat de korpsleiding agenten van een bepaalde afdeling verplichtte, door middel van een uitgevaardigde order, om op hete zomerse dagen het grijsgroene uniform te dragen. Daarnaast mocht de blauwe helm niet meer in combinatie met het zomertenue gedragen worden. In de tweede helft van de jaren twintig werd naast de strohelm bij de Haagse politie een nieuw type Londense helm ingevoerd overtrokken met grijsgroene stof. In velerlei opzichten paste deze helm beter bij het grijsgroene uniform dan de in 1924 ingevoerde strohelm. Dit verbeterde type zomerhelm werd aan nieuw aangenomen politiepersoneel verstrekt, terwijl het overige personeel de helm tegen betaling kon aanschaffen.

De in de tweede helft van de jaren twintig ingevoerde Londense helm met grijsgroene uniformstof overtrokken. Inv.nr. K00540

De vele bezwaren van het Haagse politiepersoneel tegen het grijsgroene uniform leidde er vervolgens toe dat een nieuw zomeruniform van zwarte sergestof werd ingevoerd. De grote wens hierbij was dat een afvaardiging van het politiepersoneel haar wensen met betrekking tot het nieuwe uniform kenbaar zou kunnen maken aan de Commissie van Voorlichting. Dit was namelijk bij eerdere besluitvorming over het grijsgroene uniform en de strohelm niet het geval geweest.
Het nieuwe zomeruniform dat uiteindelijk in 1930 werd ingevoerd, vervaardigd van een lichte, dunne wollen stof, bleef qua model en uitmonstering identiek aan het grijsgroene uniform. Het zag er netter uit en kleedde beter af. De financiering van deze nieuwe zomeruniformen werd mogelijk gemaakt doordat het donkerblauwe, lakense politie-uniform verplicht langer moest worden doorgedragen. De uniformen in de nieuwe serge kledingstof werden vervolgens tot maart 1943 bij de Gemeentepolitie Den Haag gedragen.

De in 1923 ingevoerde grijsgroene zomerjas naast de zomerjas met Londense helm uit 1930. De jas met helm uit 1930 was in een zwarte serge stof uitgevoerd. Inv.nrs. K02043, K00540, K02036 en K00109.c