De foto uit onze fotocollectie heeft het Nederlands Politie Museum, de voorloper van Korpora, in 1993 als schenking gekregen van Major Horace Simms (1931-2021), als onderdeel van zijn omvangrijke schenking internationale politie-uniformen, insignes en uitrustingsstukken, de zogenoemde Simms Collectie. Ross Simms is in de jaren tachtig van de vorige eeuw persoonlijk op bezoek geweest bij de autowegpolitie in Californië en heeft daar foto’s, emblemen en een uniform weten los te peuteren voor zijn collectie in Engeland. Op de website van het California Highway Patrol Museum is een foto te zien van een tentoonstellingsvitrine, waarin ook een foto hangt waarop de rug van de motoragenten te zien is. Daaruit blijkt dat aan de brede schouder- en buikriem van de agenten een gasmaskertas hangt. Op deze tas is met kruisbanden een Amerikaanse legerhelm Model 1941 bevestigd.
In een andere waardevolle en omvangrijke deelcollectie van Korpora, Erfgoed Publieke Veiligheid, namelijk die van het voormalige Politiemuseum Amsterdam (1928-1968), bevindt zich onder meer een Thompson M1928 pistoolmitrailleur met 50-schots patroontrommel.
De naam Tommy Gun is afgeleid van en bedacht door de uitvinder van het wapen, de Amerikaan John Taliaferro Thompson. Tijdens de Eerste Wereldoorlog had hij als generaal bij de dienst materieel van het Amerikaanse leger de supervisie over de productie en levering van handvuurwapens. Thompson’s grote droom was het bedenken van een trench broom, een licht volautomatisch wapen dat met een regen van kogels de vijandelijke loopgraven schoon kon vegen. Om zijn idee te verwezenlijken startte Thompson in 1916 met enkele partners een eigen bedrijf: Auto-Ordnance Corporation in New York City.
Het zat Thompson niet mee: Italië en Duitsland ontwikkelden als eersten pistoolmitrailleurs en tegen de tijd dat Thompson een betrouwbaar functionerend wapen geconstrueerd had, het model M1921, en tot serieproductie kon overgaan, was de oorlog allang afgelopen. De Thompson verschiet de pistoolpatroon .45ACP, de standaard patroon voor het dienstpistool Colt Government Model 1911 en M1911A1 van de Amerikaanse krijgsmacht.
Omdat Auto-Ordnance niet over eigen faciliteiten beschikte, liet Thompson de onderdelen voor 15.000 pistoolmitrailleurs vervaardigen bij de bekende wapenfirma Colt in Hartford, Connecticut. Thompson was ervan overtuigd dat zijn submachine gun (sindsdien in Amerika de term voor een pistoolmitrailleur) een commercieel succes zou worden. In de crisisjaren na 1919 was het Amerikaanse leger echter zeer terughoudend in de aankoop van nieuwe wapens. Alleen de Amerikaanse marine en mariniers schaftten in 1928 enkele honderden Tommy Guns aan en beproefden die vervolgens met veel succes in de praktijk in kleinschalige conflicten in Nicaragua en Shanghai. Voor de marineopdracht werd het model 1921 gewijzigd in M1928. De Thompsons van het M1928 model zijn te herkennen aan de opslagdemper, de ‘Cutts compensator’, voor op de loop, die het klimmen van het wapen bij het afgeven van automatisch vuur (vuurstoten) moest beperken. Deze opslagdemper was in 1926 bedacht door kolonel Richard M. Cutts. De Cutts compensator dank zijn naam dus aan de bedenker ervan, en niet aan de vier gleuven in de bovenkant van de demper!
Niet alleen uit zuinigheid bleven grote orders door de Amerikaanse krijgsmacht uit; de Tommy Gun had inmiddels ook –deels ongewild- een slechte reputatie opgebouwd. In de jaren twintig van de 20ste eeuw verkocht Thompson het wapen aan politiekorpsen, die tijdens de Drooglegging regelmatig vuurgevechten voerden met bendes van illegale drankstokers en kopstukken in de georganiseerde misdaad zoals Al Capone.
Ook beruchte criminelen zoals Bonnie & Clyde, Ma Baker, John Dillinger, Baby Face Nelson en George ‘Machine Gun’ Kelly maakten zo nu en dan gebruik van Tommy Guns. Het wapen kreeg zo de reputatie van gangsterliefje, hoewel revolvers en hagelgeweren in veel grotere aantallen door de criminelen gebruikt werden; zelfs uit arsenalen van het leger gestolen machinegeweren vonden bij het boevengilde gretig aftrek.
Het gangsterimago van de Thompson is het duidelijkst gecelebreerd in de vele Hollywoodfilms: iedere boef lijkt wel een vioolkoffer met een Thompson van 4,9 kilo erin mee te zeulen!
In werkelijkheid was het commerciële succes van de degelijk gemaakte en dus dure Thompson beperkt: tegen 1938 waren pas zo’n 10.000 stuks van de in 1921 door Colt gemaakte partij verkocht. Met nog 5000 stuks in voorraad stond Auto-Ordnance aan de rand van het bankroet. John T. Thompson trok zich terug uit de firma en overleed in 1940 op tachtigjarige leeftijd.
Auto-Ordnance kwam in handen van de speculant Russell Maguire. Deze gewiekste zakenman voorzag dat een investering in de wapenbranche weldra vruchten zou afwerpen: de oorlogsdreiging in Europa nam toe en gezantschappen van met name Frankrijk en Groot-Brittannië, maar ook Nederland, probeerden in allerijl nog wapens aan te schaffen. Begin 1940 had Maguire orders binnen voor meer dan 100.000 Thompsons. Auto-Ordnance liet de wapens maken bij Savage Arms Corporation in Utica in de staat New York en startte in augustus 1941 bovendien een eigen productielijn voor de fabricage van Tommy Guns in Bridgeport in Connecticut. In totaal werden er tot in 1944 bijna 1,5 miljoen Thompsons in verscheidene uitvoeringen (M1928(A1), M1 en M1A1) vervaardigd. De wapens van Savage zijn te herkennen aan de hoofdletter S voor het serienummer; die van Auto-Ordnance in Bridgeport hebben de hoofdletters AO voor het serienummer.
Vanaf medio maart 1941 werd de handbeschermer met pistoolgreep niet meer geleverd en hadden de Thompsons een rechte, horizontale handbeschermer. Naast de 100-schots (C-Drum) en 50-schots (L-Drum) patroontrommels en het 20-schots staafmagazijn, kwamen vanaf december 1941 ook 30-schots staafmagazijnen in productie. De latere uitvoeringen van de Thompson, de M1928A1, M1 en M1A1, worden gekenmerkt door kosten- en tijdbesparende wijzigingen in de productie van deze wapens. Het model 1928A1 was aanvankelijk uiterlijk gelijk aan de M1928, maar geleidelijk aan verdwijnt de Cutts compensator, worden de koelribben op de loop niet meer ingefreesd en wordt het laddervizier van het merk Lyman vervangen door een eenvoudige niet-verstelbare oogdop. Bij de M1 en M1A1 is de kolf niet meer middels een drukknop afneembaar, maar vast gemonteerd en kunnen de patroontrommels niet meer gebruikt worden.
De Thompson M1928 in onze collectie heeft het serienummer S-63.368 en is gemaakt door Savage Arms Corporation in Utica tussen april 1940 en februari 1941. In totaal maakte Savage circa 560.000 Thompsons M1928 en M1928A1 van 1940 tot 1943.
Bij het gedetailleerd bekijken van de foto van de Thompson in onze collectie vallen enkele kenmerken op waaruit opgemaakt kan worden dat dit exemplaar in Britse dienst is geweest.
Allereerst de khaki webbing draagriem: die is van het Britse model. Verder valt de plaats van de kordonbeugels, waaraan de geweerriem bevestigd is, op. De achterbeugel is op de bovenkant van de kolf vastgeschroefd en de voorbeugel op de linkerkant van de handbeschermer met pistoolgreep. Deze plaatsing van de kordonbeugels is conform het Britse militaire voorschrift van 1942. Het Britse voorschrift van 1940 vermeldde dat de voorbeugel op de rechterkant van de handbeschermer met pistoolgreep aangebracht moest zijn en de achterbeugel op de onderkant van de kolf. Bij het bestuderen van het houtwerk is inderdaad te zien dat de kordonbeugels verplaatst zijn en de schroefgaten op de onderkant van de kolf en rechterkant van de handbeschermer opgevuld zijn.
Onze Tommy Gun heeft een kleine ingeslagen stempel in de vorm van een brede pijlpunt op de kast. Dit zogenoemde Broad Arrow-merk was in Groot-Brittannië sinds circa het jaar 1800 in gebruik als rijkseigendomsmerk voor het merken van militaire uitrustingsstukken.
Onze Thompson is dus blijkbaar eerst van Amerika naar Engeland geëxporteerd.
Het Britse War Office bestelde in 1940 en 1941 grote aantallen Tommy Guns in Amerika. Auto-Ordnance rekende voor levering aan Engeland 200 $ per Tommy Gun en betaalde zelf aan Savage 67 $ per stuk voor de fabricage.
In 1941 heeft Engeland 2000 Thompsons geleverd aan het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger en het Mariniersbataljon Oost-Java. Van deze partij werden 70 wapens naar de Antillen verscheept.
Een onbekend aantal Tommy Guns is tijdens de bevrijding van Nederland in handen van geallieerde troepen gebruikt en een deel daarvan is in Nederland achtergebleven.
De militairen van het Korps Commandotroepen die als lijfwacht optraden van prins Bernhard rond de bevrijding waren met Thompsons bewapend. In een door het ministerie van Binnenlandse Zaken opgesteld overzicht van de bewapening van de Rijkspolitie en de Gemeentepolitiekorpsen op 1 juli 1946 worden ook enkele Thompsons genoemd.
Ook tijdens de beginjaren van de Koude Oorlog waren er nog Thompsons in Nederlandse dienst. Zij werden begraven in de geheime, ondergrondse wapenopslagplaatsen van de stay-behind organisatie ‘Gladio’ en behoorden ook tot de bewapening van de bedrijfsbeveiliging van de PTT. In de wapenkluizen in zendmastgebouwen van de PTT waren Thompsons opgeborgen ter verdediging tegen mogelijke aanvallen door Spetsnaz-saboteurs.
Hoe en wanneer het wapen in Nederland en daarna in het Politiemuseum Amsterdam terechtgekomen is, is helaas niet bekend.
Ach, kon onze Thompson maar zijn verhaal vertellen…hij zou aan een stuk doorratelen!